Vijf vragen aan: Harry Boeschoten – ‘We moeten leren denken in netwerken’

http://harry-boeschoten-staatsbosbeheer-web
28 april 2021  Laatste update: 15 maart 2023

Deze maand stelden we ‘Vijf vragen aan Harry Boeschoten, Programmadirecteur Groene Metropool bij Staatsbosbeheer, strever naar groene stedelijke ontwikkeling.

1) Wat is je persoonlijke band met waterrecreatie?

“In mijn jeugd zat ik nogal eens op het water,” gaat Boeschoten van start. “Ik had een vriendenclub met een bootje aan de Randmeren en daar gingen we mee zeilen. In mijn studietijd had ik een goede vriend die fanatiek platbodemzeiler was met wie ik wel eens op de Wadden mee ging varen. Hij was fanatiek: zeilde de Strontrace, van Workum, via het IJsselmeer en de Haarlemmer Ringvaart naar Warmond. Maar sindsdien is het wat minder gevonden en nu ben ik meer een ‘kijker naar het water’ dan dat ik een ‘vaarder’ ben. Meestal ben ik aan de waterkant en niet zo vaak op het water. Wandelen vind ik het allermooist in streken waar heuvels en water zijn.”

2) Wat zie je als belangrijke ontwikkelingen op het gebied van waterrecreatie?

Boeschoten: “Je ziet in dit merkwaardige coronajaar dat we hebben gehad, dat mensen enorm veel naar buiten gaan. Je ziet dat mensen hun directe leefomgeving herontdekken. Dat vind ik wel een heel fascinerend fenomeen. Het wordt daarmee ook overal drukker, dat zie je ook op het water gebeuren. Bijvoorbeeld, in de Biesbosch, voor ons een zeer iconisch watergebied. En dat is natuurlijk zeer toe te juichen. Hoe meer mensen genieten van al het moois dat ons land te bieden heeft, hoe mooier het is. Je ziet steeds meer diversificatie optreden. Mensen bedenken nieuwe dingen zoals het suppen opeens ‘in’ is, dat doet me denken aan hoe vroeger in mijn jeugd het windsurfen opeens op kwam. Dat vinden wij als Staatsbosbeheer prima, als dat gebeurt. Zo lang mensen zich maar gedragen ten opzichte van de natuur en ten opzichte van elkaar.”

“Deze gezondheidsgolf moeten we wel benutten,” voegt Boeschoten eraan toe. “Dat lijkt nu beleidsmatig gelukkig een beetje te gaan landen; onlangs is er een brief van de ministeries van VWS en LNV naar de Kamer gegaan met als onderwerp ‘Naar een gezonde groene leefomgeving’. En dat is een mooie ontwikkeling, dat er vanuit volksgezondheid nu voor het eerst gekeken wordt naar de ruimtelijke kant van preventieve van volksgezondheid. Het is prachtig dat dat belang nu lijkt door te dringen, want dat biedt hoop ik ook een opening naar de financiering van gezond groen in de leefomgeving.”

3)Wat zijn belangrijke ontwikkelingen in jouw vakgebied/werkveld?

“Dat is toch in de eerste plaats die trek naar buiten” vervolgt Boeschoten. “Ook het fenomeen gezondheid, zowel fysiek als mentaal, wordt steeds belangrijker gevonden. De overheid vindt dat ook en je ziet dan ook dat er steeds meer aandacht voor het inrichten en gebruiken van de buitenruimte komt. Je ziet dat het nu veel meer gestimuleerd wordt, en dat is een prachtige ontwikkeling. Wij stimuleren dat ook, juist door te kijken naar hoe mensen op zoveel mogelijk verschillende manieren van de natuur kunnen genieten. Op het land is dat wat makkelijker dan op het water. Voor veel mensen is een bos de ideale buitenruimte. Niet alleen omdat een bos een aangename sfeer heeft, maar ook omdat je in een bos de andere mensen niet zo erg ziet. Je hebt dus meer het gevoel dat je er min of meer alleen bent en je kunt ook weglopen als je dat wilt. Met open ruimtes, en op het water al helemaal, daar ervaar je de aanwezigheid van andere mensen veel meer. In een bos zie je iemand die 200 meter verderop is niet, maar op het water ervaar je die ander wel meteen als ‘aanwezig’ en alsof die letterlijk en figuurlijk in je vaarwater zit. Er is veel onderzoek naar gedaan en dat laat ook zien dat in opener gebieden, de mate van drukte meer als een bezwaar wordt gezien. Dat leidt ertoe dat wij streven naar gradaties in gebieden; zorg ervoor dat je gebieden zo maakt en inricht dat er een grote opvangcapaciteit is. Wat verder weg van de dorpen en steden, daar zijn ook minder mensen dus daar ervaar je ook minder drukte.”

Op de vraag of er ook bij de inrichting rekening wordt gehouden met de leefstijlen van mensen zegt Boeschoten: “Té stil is ook niet altijd goed. Dat zie je aan de parken in de grote steden, die zijn populair omdat mensen het gezellig vinden om met elkaar te zijn. Dat geldt ook voor ligweides en picknickplaatsen in groene recreatiegebieden, die zijn onverminderd populair. Wij zijn in dat soort gebieden graag gastheer. Wij werken vanuit de drieslag ‘Beschermen, beleven en benutten’. Bij beleven gaat het erom mensen op zoveel mogelijk manieren de mogelijkheid te bieden van de natuur te genieten. Daarbij zie je wel dat er een verschuiving is opgetreden waarbij wij meer de mensen gaan opzoeken. De directe beleving van natuur, die vooral voor kinderen zo superbelangrijk is, moet je mogelijk maken. De strategie die we hebben vanuit de ‘Groene Metropool’ is om de natuur dicht bij huis te brengen. Daarin proberen we andere partijen mee te krijgen, om samen dat groene netwerk te maken. We zijn nu ook steeds meer geneigd dan vroeger om nieuwe vormen van recreatie in te passen. Daarbij is het altijd een zoektocht naar de balans tussen beschermen en beleven. Maar gelukkig kan de natuur wel tegen een stootje. Die netwerkgedachte geeft ook voor een deel antwoord op de vraag: hoe kun je vermijden dat iedereen tegelijkertijd op dezelfde momenten op dezelfde plek is. Het is voor mensen natuurlijk veel prettiger als ze direct vanuit huis kunnen gaan wandelen, fietsen of bijvoorbeeld suppen. Daardoor gebruik je de aanwezige ruimte veel beter. Wij beschouwen natuur- en recreatiegebied nog heel sterk als bestemmingsgebied, waar je meestal met de auto naar toe gaat. We moeten meer mensen vanuit huis gaan bedienen en meer instappunten creëren en dat leidt tot veel meer spreiding.”

Gevraagd naar het belang van ‘blauw’ in het overwegend groene netwerk van Staatsbosbeheer zegt Boeschoten: “Dat is zeker van belang, hoe meer verschillende vormen van recreatie je kunt toevoegen aan je gebieden, hoe mooier het is. Daar hoort ‘blauw’ heel nadrukkelijk bij. In Zuid-Holland wordt er nu gekeken hoe bepaalde groenblauwe vaarverbindingen teruggebracht kunnen worden. Ook bij woningbouw speelt dit een rol, omdat woongebieden aantrekkelijker worden door de aanwezigheid van groen en water. Ik zie zeker ontwikkelingen richting de groenblauwe infrastructuur. Bij woningbouw, en eigenlijk bij alle gebiedsontwikkelingen, is de voorwaarde daarvoor wel dat je er in een vroeg stadium bij bent.”

Een interessant paradepaardje van Boeschoten is wat hij heeft gedoopt de ‘topografische ziekte’. Tijdens een presentatie van anderhalf jaar geleden sprak hij daar voor het eerst over. Met de topografische ziekte bedoelt hij dat beleidsmakers, beheerders, ontwikkelaars vaak niet verder dan hun eigen topografische gebied kijken, terwijl natuur en recreatie juist niets met topografische grenzen te maken hebben. “mens en natuur kennen die denkbeeldige grenzen niet”. Op de vraag of de ziekte al afneemt antwoordt Boeschoten: “De topografische ziekte is ongeneeslijk, maar als je weet dat je hem hebt, kun je wel de symptomen bestrijden. Als je denkt in de grenzen van het domein waarvan je bent, zoals de gemeente- of provinciegrenzen, dan kom je niet tot netwerken. Ik noem dat ‘de groene vlakjes kleuren na afloop. Je ziet wel dat partijen zich daar steeds meer bewust van zijn.’. We moeten daarom vanuit natuur en recreatie vroeg in het proces aan het gesprek deelnemen, zowel op kleine als op grote schaal.”

4) De ambities van Waterrecreatie Nederland zijn gebaseerd op de speerpunten ‘Duurzaamheid’, ‘Routenetwerken en voorzieningen’ en ‘Veiligheid’ met als overkoepelend thema ‘Waterbeleving’. Waar zie je raakvlakken/kansen met jouw vakgebied?

“Het belang van netwerken geldt voor waterrecreatie misschien nog wel meer dan voor landrecreatie. Als je geen continuïteit in het systeem hebt zitten, dan functioneert het eigenlijk niet. Lopend kun je een barrière of onaangenaam stuk nog wel eens makkelijk overbruggen, maar als je aan het varen bent, dan heb je een probleem. Het is ook een kwestie van de mindset die je hebt. Een zwemplas, ontstaan als zandwingebied, kun je natuurlijk heel kaal bekijken als een zandput met een strandje. Maar als je door je oogharen heen kijkt en zulke plassen beschouwt als onderdeel van je groenblauwe infrastructuur, dan zijn het opeens stapstenen die er al liggen.  Zo kun je ook veel meer sturing geven aan de ruimtelijke ordening. En ik merk dat als je dat blijft herhalen, dat mensen steeds meer gaan luisteren,” zegt Boeschoten.

“Wat betreft voorzieningen is één van de makkes wel, dat wij zwak gefinancierd zijn als het over recreatie gaat”, vervolgt Boeschoten. “Alle beheerders van recreatiegebieden maken gebruik van de SNL-regeling (Subsidiestelsel Natuur en Landschap, red.). Daar zit maar een paar tientjes per hectare in voor recreatie. En dat is onvoldoende als je kijkt naar de middelen die je nodig hebt om een gebied goed geschikt te maken voor waterrecreatie. Voorziening zijn al snel relatief duur, kijk bijvoorbeeld naar een aanlegsteiger of een kanosteiger. Wij hebben daar eigenlijk geen financiering voor. Vaak lukt het wel om de aanleg via een investering voor elkaar te krijgen, maar het onderhoud is daarmee veelal niet gefinancierd. Dat is jammer, want na verloop van tijd is zo’n voorziening dan versleten of onveilig en dan ben je genoodzaakt om het weer op te ruimen. Superzonde! Ik vind dat de mogelijkheid om gebruik te maken van de bestaande waterinfrastructuur in ons land, slecht is geregeld. En dat is jammer want daardoor krijg je geen vliegwieleffect. Je hebt het over de openbare ruimte en je wilt dat mensen daar gebruik van maken. De collectieve voorzieningen die je daarvoor nodig hebt, zullen dus ook uit de collectieve middelen moeten komen. Er zou meer aandacht voor de basis-infrastructuur voor waterrecreatie moeten zijn. De basis-infrastructuur voor lopen is in ons land best aardig geregeld. Dat is dan ook de goedkoopste. De basis-infrastructuur voor fietsen is ook nog niet echt goed geregeld, ook die is feitelijk niet structureel gefinancierd maar steeds met eenmalige middelen. Er zou echt een structurele onderlegger voor recreatieve infrastructuur moeten komen.” aldus Boeschoten.

Als het gaat om duurzaamheid zegt Boeschoten: “Duurzaamheid kent veel gezichten, maar een voorbeeld is de verschuiving naar elektrisch varen. Dat is er één die wij zeer toejuichen. In de Biesbosch zie je dat gestaag toenemen. Dat scheelt enorm in lawaai en in uitlaatgassen. Wat ons betreft is elektrisch varen het ideaalbeeld. In de Weerribben en Wieden is dat al wat verder, en dat is een prachtige ontwikkeling.  Het gaat dan wat mij betreft niet alleen om duurzaamheid in de zin van energieverbruik en uitstoot, maar ook in de zin van beleving. En als het gaat om duurzaam beheer van de gebieden proberen we zo te zoneren dat er ruimte is voor in principe alle mogelijkheden, maar dat we wel zodanig inrichten dat sommige gebieden als van nature rustiger blijven.”

Boeschoten: “Wat betreft veiligheid zien we dat de menging van vormen van recreatie de kans op issues vergroot. Je ziet dat aan de randen van de uiterwaarden van de rivieren in toenemende mate gezwommen wordt en dat is op sommige plekken gewoon niet veilig. En wat je verder wel ziet is dat mensen wel wat naïever lijken te worden als het gaat om het besef van veiligheid en onveiligheid. Het inschatten van de eigen vaardigheid gaat niet altijd goed.”

5) Welke kansen moeten er naar jouw idee als eerste worden opgepakt en met wie/welke partijen moet daarvoor worden samengewerkt?

“De belangrijkste kans is dat we echt leren denken in netwerken die van overal naar overal lopen. Een goed netwerk begint overal, waar je ook maar bent. En als je gaat suppen, schaatsen, lopen of fietsen, je kunt overal instappen. En daarvoor moet er zowel op overheidsniveau -in verschillende lagen- samenwerking zijn. Maar ook bij als de spelers die een rol spelen in de inrichting en beheer van de openbare ruimte. En ja, dat zijn er nogal wat. Met zijn allen moeten we leren kijken naar netwerken als de basis van ruimtelijke inrichting.”

Gerelateerde interviews:

Vorig artikel Volgend artikel
Meld u aan voor de nieuwsbrief

Twitter