Hoofdstuk 7 – Conclusies en aanbevelingen

7.1 Algemeen

 

Netwerk

De evaluatie van de BRTN 2008-2013 toont de meerwaarde aan van het landelijk samenwerken aan het basisrecreatietoervaartnet. Het heeft geleid tot het oplossen van een groot aantal knelpunten en het vergroten van de doorvaarbaarheid van het toervaartnet. Voor het knelpuntvrij houden van het basistoervaartnet wordt aanbevolen om naast een gedeelde visie aangaande dit onderwerp, ook een goede samenwerking tussen overheid en sector te houden.

Blijvende aandacht voor het knelpuntvrij maken en het behouden van het landelijke basistoervaartnet dat is opgebouwd, is noodzakelijk. De investeringen van de afgelopen 20 jaar gaan niet verloren en de meerwaarde kan verder worden verzilverd. Meer aandacht voor beleving en benutting is nodig om de (economische) betekenis van het basistoervaartnet te vergroten. Het water in Nederland is een sterke troef voor toerisme en recreatie. Het is wenselijk om de unieke mogelijkheden van Nederland als waterland verder te ontwikkelen en te benutten. In een land met volop plannen en nieuwe regels vraagt dat niet alleen om een gedeelde visie, maar ook om een sector en overheid die gemotiveerd en geïnspireerd samenwerken.

Zoals aangegeven in de inleiding is beschikbaarheid van informatie over, en inzicht in gebruik, beleving, beheer, kwaliteit en ontwikkeling van het basistoervaartnet essentieel voor effectief en efficiënt behoud, beheer en ontwikkeling van het basistoervaartnet. In de bestuurlijke afspraken en Basisvisie zijn afspraken gemaakt om coördinatie van monitoring en het opstellen van een landelijke monitoringsrapportage nader in te vullen. De basisrapportage BRTN is een eerste inventarisatie. Het bevat een overzicht van beschikbare data (stand van zaken) en geeft aanbevelingen voor vervolgmonitoring. Algemene conclusies, aanbevelingen en verbeterpunten zijn:

  • Het blijkt dat veel informatie voorhanden is maar dat deze informatie niet altijd volledig of actueel is. Zo geeft Rijkswaterstaat aan dat de beschikbare informatie in de VIN (Vaarweg Informatie Nederland) niet geheel actueel is en dat hieraan wordt gewerkt.
  • Er is behoefte aan standaardisering. Het vergelijken van de beschikbare data en analyses is niet altijd mogelijk. Bovendien wordt aangegeven dat beschikbare data en uitkomsten van analyses met enige regelmaat verkeerd worden geïnterpreteerd. Advies is om steeds de bron van de desbetreffende gegevens te raadplegen.
  • Uit de basisrapportage blijkt dat het netwerk veel potentie heeft. Er zijn veel ontwikkelingsmogelijkheden en kansen die (nog) niet benut zijn. Het betreft hier echter alleen klassen A, B, C en D. Een uitbreiding van de classificatie is gewenst.
  • Daar waar nodig dient de samenwerking tussen overheid en sector verbeterd te worden zodat het basistoervaartnet knelpuntvrij kan worden gehouden
    en inzet van partijen kan worden afgestemd en zodat deze elkaar kunnen versterken. Hiervoor vinden verschillende overleggen plaats. Deze zijn niet allemaal bekend en inhoudelijk is niet altijd duidelijk waar het overleg precies voor dient. De aanbeveling is om deze verder in kaart te brengen.
  • Beleid wordt grotendeels onderbouwd met cijfers. Uit het overzicht blijkt dat de beschikbare cijfers vaak één a twee tot tien jaar oud zijn. Om een actueel beeld te krijgen zouden deze cijfers dan ook met enige regelmaat moeten worden geactualiseerd. Hoe vaak dit zou moeten verschilt per onderwerp. Ook moeten cijfers worden aangevuld. Bijvoorbeeld: van 17 sluizen in het BRTN-netwerk is niet bekend wie de beheerder is. Waterrecreatie Nederland brengt dit in kaart in het kader van de bestuurlijke afspraken en de Basisvisie. Wat betreft het VIN is Rijkswaterstaat momenteel bezig met het actualiseren van de beschikbare data.
  • Aanbevolen wordt om een overzicht van onderzoeksgegevens samen te stellen met een herhalingscyclus. Hiervoor is input nodig van zowel de overheid als de adviesbureaus of kennisinstellingen. Hiernaast zou meer aandacht moeten worden besteed aan de onderzoeksmethoden. Dit zou, om discussie achteraf te voorkomen, goed onderbouwd moeten zijn. Aanbevolen wordt om hier in het voorstadium van onderzoeken meer aandacht aan te besteden.
  • Aanbevelingen zijn van toepassing op bijna alle hieronder weergegeven onderwerpen.

7.2 Vaargebieden en -wegen

Niet alle vaargebieden en -wegen zijn gedefinieerd in verschillende onderzoeken. Enkele beperkingen bij het definiëren van de vaargebieden zijn:

  • Blinde vlekken; plaatsen die nog niet aangeduid zijn als vaargebied.
  • Grensgebieden; die met name voor grensprovincies belangrijk zijn.
  • Huidige vaargebieden die herzien moeten worden.

Een beperking bij het definiëren van de vaarwegen is:

  • Het onderliggende netwerk, of kleine waterrecreatie, kan niet onder de huidige classificatie worden ingedeeld. Onderzoek is nodig om deze classificatie op te zetten.

Aanbevolen wordt om gezamenlijk met de provincies en betrokken stakeholders invulling te geven aan de bestaande blinde vlekken in de vaargebieden, bijvoorbeeld Holland boven Amsterdam, aandacht te geven aan de grensgebieden, bijvoorbeeld Zeeuws-Vlaanderen/ Vlaanderen en eventueel bestaande vaargebieden te splitsen, bijvoorbeeld het merengebied in Groningen. De provincies en Rijkswaterstaat zijn verantwoordelijk voor de invulling van deze gebieden, en kunnen na overleg de aanbevelingen presenteren.

7.3 Bedieningstijden

Er is geen goed overzicht van bedieningstijden van bruggen en sluizen t.o.v. BRTN-normen. Provincie Zuid-Holland heeft afgelopen jaar als eerste alle bedieningstijden aangepast aan BRTN-normen.
Aanbevolen wordt de afwijkingen van bedieningstijden t.o.v. BRTN-normen te inven-tariseren en in kaart te brengen. Zo wordt overzichtelijk waar zich beperkingen voor doen, waardoor onopgemerkte problemen opgelost kunnen worden.

7.4 Sluis- en brugpassages

Sluis- en brugpassages geven een beeld van het gebruik van het vaarwegen netwerk. Op dit moment is er geen overzicht met vergelijkbare tellingen van sluis- en brugpassages.
Om tellingen te kunnen vergelijken zijn gestandaardiseerde tellingen gewenst. Zowel standaarden voor de passerende vloot als het aantal openingen en passages zelf. Hiervoor zou met de vaarwegbeheerders een aanzet moeten worden gedaan. Voorstel voor de standaardisatie is:

  • Een telling van het aantal sluisschuttingen per maand.
  • Een telling van het type vaart (beroeps-, recreatie- of zeevaart).
  • Een telling van de doorvaartrichting (noord, oost, zuid, west).
  • Een telling van onderverdeling van recreatievaart (zie ‘vloot’).

Er moet rekening gehouden worden met het feit dat niet iedereen die vaart ook een (beweegbare) brug of sluis passeert. Aanbevolen wordt dan ook om tellingen van sluis- en brugpassages uit te breiden met andere tellingen van vaarbewegingen. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Passages onder vaste bruggen.
  • Entree van meren en doorgangen naar zee.
  • Veel gevaren routes (bijvoorbeeld sloepenroutes).

Een goede optie is het tellen met behulp van speciaal daarvoor bestemde telapparatuur die op strategische plaatsen opgesteld kan worden (zie ook uitvaarpercentages). o De provincie Friesland heeft bijvoorbeeld enkele pilots gedaan in het recente verleden met camera’s of sensoren om sluis- of brugtellingen te doen.

7.5 Elektrisch varen

Elektrisch varen is in opkomst. Om een goed beeld te krijgen van het huidige gebruik van elektrische vaartuigen en om te bepalen waar kansen liggen aangaande dit on-derwerp, is een inventarisatie nodig van de huidige oplaadpunten in Nederland en het gebruik daarvan, vergelijkbaar met de analyse zoals nu gedaan is in de provincie Zuid-Holland.
Op basis hiervan kan worden geïnventariseerd waar oplaadpunten (eventueel in combinatie met oplaadpunten voor de auto’s of fietsen) kunnen worden gerealiseerd.

7.6 Vloot

De omvang van de vloot is belangrijk voor de ontwikkeling van het basistoervaartnet en het onderliggende fijnmazige netwerk. Met behulp van vloottellingen kan het gebruik van het water gedeeltelijk worden bepaald. Belangrijk is echter ook het toe-nemende gebruik van de ‘kleine watersport’ als (kite)surfen, suppen en zwemmen. Van deze overige vormen van watersport zijn weinig gegevens beschikbaar en dus meer cijfers gewenst, waaronder:

  • Aantallen verhuurlocaties.
  • Omzetcijfers vaartuigenverhuur.

De vloot is te verdelen in vaartuigen die in particulier eigendom zijn en vaartuigen die voor de verhuur bestemd zijn. Om inzicht in de verdeling te krijgen wordt een update van de cijfers aanbevolen.
Er zijn verschillende definities van vaartuigen in verschillende onderzoeken. Hierdoor zijn cijfers minder goed te vergelijken. Het is gewenst gestandaardiseerde definities te bepalen, zodat cijfers vergeleken kunnen worden. Dit zou de overheid in samenwerking met de adviesbureaus moeten doen. Een voorbeeld van deze verdeling is:

  • Motorjacht, snelle motorboot met kajuit.
  • Vaartuig voor sportvissers.
  • Zeilboot met staande mast.
  • Open zeilboot of open motorboot.
  • Roeiboot of kano.

Uitvaarpercentages dragen in een belangrijke mate bij aan het verkrijgen van inzicht in het gebruik van het vaarwegennetwerk. Uitbreiding van deze tellingen wordt dan ook aanbevolen en kan een geheel vormen met de andere tellingen over het gehele BRTN-netwerk. O.a. het volgende is relevant om mee te nemen:

  • Wat wil men weten?
  • Waar wil men meten?
  • Hoe wil men tellen?

7.7 Gebruikers

De belevingswerelden van waterrecreanten zijn van invloed op de aantrekkelijkheid van een bestemming. Het actualiseren van cijfers is een aanbeveling die voor alle onderzoeken geldt. Naast de actualisatie zou ook gekeken moeten worden naar de steekproef. De respondenten bestaan vooralsnog uit Nederlanders. Met name voor grensgebieden maar ook voor heel Nederland is er grote behoefte aan cijfers van buitenlandse toeristen. Aanbevolen wordt dan ook om bij een vervolg en nieuwe onderzoeken zowel aandacht aan de Nederlandse als ook buitenlandse toeristen te besteden.
De activiteiten op het water zijn verbonden met de activiteiten op het land. Mogelijkheden tot cross-overs evenals goede voorzieningen zoals gedefinieerd in het overzicht, zijn van belang voor de ontwikkeling van (water)recreatie. Verbanden zouden kunnen worden gelegd met en tussen:

  • Recreatieactiviteiten.
  • Leefstijlen/ Beleving.
  • Vaargroepen.
  • Haventypologieën.

Communicatie en informatievoorziening is belangrijk voor gebruikers. Er is behoefte aan nautische en toeristische informatie. Er is behoefte aan een nieuwe inventarisatie.

7.8 Economie

Om een completer beeld te krijgen van de omzet van de waterrecreatiesector zouden er betere cijfers beschikbaar moeten zijn. Het is niet altijd duidelijk welke aspecten van de watersportsector worden meegenomen in economisch onderzoek. In veel onderzoeken wordt weer wel de superjachtsector meegenomen. Om een beter beeld te krijgen, wordt aanbevolen dat de grenzen van de watersportsector en deelsectoren moeten worden bepaald.
Er is een toename van de kleine waterrecreatie, waardoor het overige gebruik op het water zoals bijvoorbeeld (kite)surfen, suppen en zwemmen toegevoegd zouden moeten worden aan de economische onderzoeken over de watersport. Hetzelfde geldt voor de verhuursector.